Tussentijdse benoemingen

Kandidaten voor het algemeen bestuur van een waterschap worden gekozen voor een periode van 4 jaar. Het kan echter voorkomen dat een lid eerder stopt. Er ontstaat dan een tussentijdse vacature.

Beeld: Hans Moolenaar Mediatheek Rijksoverheid

Het is een taak van de voorzitter van het centraal stembureau om in geval van een vacature een ander te benoemen als lid van het algemeen bestuur. Na elke verkiezing wordt op basis van het proces-verbaal van de verkiezingsuitslag een lijst gemaakt waarop de kandidaten worden gerangschikt. De voorzitter benoemt de kandidaat die het hoogst staat op de lijst waarop het vertrekkende algemeen bestuurslid is verkozen en gaat hierbij uit van de lijstvolgorde zoals die na de verkiezing is vastgesteld (waarbij rekening is gehouden met voorkeursstemmen). Zie Kieswet art. W 1.

Gepasseerd worden onder andere:

  • kandidaten die al zijn benoemd
  • kandidaten die de voorzitter van het centraal stembureau al hebben laten weten niet benoemd te willen worden

Als niemand van de lijst kan worden benoemd, dus wanneer de kandidatenlijst is uitgeput, blijft de zetel onbezet. Zie Kieswet art. W 3.

Benoeming en toelating

Een lid van het algemeen bestuur blijft in functie totdat de geloofsbrief van de opvolger is goedgekeurd. Officieel is hij in deze periode dan nog lid van het orgaan. Zie Kieswet art. X 6.

Een kandidaat heeft bij benoeming vanwege een reguliere vacature 28 dagen de tijd om mede te delen of hij de benoeming aanneemt en bij een tijdelijke vacature wegens zwangerschap of ziekte 10 dagen. Het algemeen bestuur onderzoekt vervolgens of de kandidaat voldoet aan de vereisten voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur en als lid kan worden toegelaten. Benoeming als algemeen bestuurslid betekent dus niet per definitie dat de betreffende kandidaat zitting neemt in het algemeen bestuur. Hij kan zijn benoeming niet aannemen of niet tot het algemeen bestuur worden toegelaten. In dat geval moet een nieuwe kandidaat worden benoemd.