Eerste Kamer stemt in met intrekking Wet raadgevend referendum

Op dinsdag 10 juli heeft de Eerste Kamer ingestemd met intrekking van de Wet raadgevend referendum (Wrr). De intrekkingswet moet nog wel door de Koning ondertekend worden en in het Staatsblad gepubliceerd worden voordat de wet in werking treedt. Daarna kunnen kiesgerechtigden geen verzoeken meer bij de Kiesraad indienen voor het houden van een raadgevend referendum.

Beeld: ©Kiesraad / Jeroen van der Meyde

Sinds 1 juli 2015 konden kiezers een raadgevend referendum aanvragen over een verdrag of wet die was goedgekeurd of aangenomen, maar nog niet in werking was getreden. In de periode 1 juli 2015 tot 10 juli 2018 zijn in totaal 323 wetten referendabel geweest.

Twee referenda

Tijdens de looptijd van de Wrr zijn twee referenda gehouden: in april 2016 over de Wet tot goedkeuring van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne en in maart 2018 over de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2017 (Wiv).

Definitieve fase

In deze periode waren er twee wetten die wel de drempel van meer dan 10.000 geldige verzoeken in de inleidende fase haalden, maar waarvoor in de definitieve fase niet de benodigde 300.000 geldige verzoeken werden ingediend om een referendum te organiseren. Dit waren de wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 tot het geleidelijk uitfaseren van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld (ook wel genoemd de Wet- Hillen) in maart 2018 en de wijziging van de Wet op de orgaandonatie in juli 2018.

Geen referendum intrekkingswet

Het kabinet heeft in de intrekkingswet opgenomen dat over die intrekkingswet zelf geen referendum kan worden gehouden. Actiegroep Meer Democratie stelde dat de Intrekkingswet wel referendabel is en ging daarvoor naar de rechtbank Den Haag. Verder wilde Meer Democratie dat de Intrekkingswet niet bekrachtigd of gepubliceerd werd totdat de rechtbank hierover inhoudelijk had geoordeeld. De rechtbank wees de vorderingen van Meer Democratie af, omdat ‘de rechter niet kan ingrijpen in het aan de regering en de Staten-Generaal voorbehouden wetgevingsproces’.